Domein 0: Werken vanuit systeemconcepten en biologische denkvaardigheden

Tijdens zijn studie verwerft de student een breed scala aan kennis en vaardigheden die onder andere in deze kennisbasis en de generieke kennisbasis verwoord is.

Daarnaast doet hij de nodige ervaringen op in de praktijk van bijvoorbeeld een opleidingsschool. Om leraar biologie te worden is naast al deze kennis en vaardigheden het werken vanuit systeemconcepten en het verwerven en toepassen van bepaalde denkvaardigheden wenselijk. Dit stelt de student in staat om vanuit de in dit domein benoemde denkvaardigheden diverse contexten te beschouwen. De genoemde systeemconcepten en denkvaardigheden liggen op een metacognitief niveau en zijn vaak niet direct toetsbaar maar worden wel verwacht door te klinken in werk en (didactisch) handelen van de student.

Subdomein 0.1: Systeemdenken

Omschrijving

Ieder biologisch organisatieniveau is onderdeel van een groter geheel. Door te concentreren op delen wordt echter vaak het geheel uit het oog verloren. Het is zaak dat de student gedurende de opleiding leert de delen met het geheel te verbinden en tevens leert bewegen tussen de delen. Dit laatste wordt ook wel de Yo-Yo benadering genoemd (Knippels, 2002).

Indicatoren

Indicator 0.1.1

De student kan onderscheid maken tussen verschillende organisatieniveaus, relaties binnen en tussen organisatieniveaus uitwerken en uiteenzetten hoe biologische eenheden op verschillende organisatieniveaus zichzelf in stand houden en ontwikkelen. (p)

Indicator 0.1.2

De student kan verbanden leggen tussen de werking van de verschillende organen en orgaanstelsels en aangeven hoe de gezondheid daardoor wordt beïnvloed. (p)

Didactische aanwijzingen

  • Uitleggen hoe de symptomen van cysteuze fibrose op organismaal niveau verklaard kunnen worden door afwijkende cellen, afwijkende eiwitten en afwijkende DNA-volgorden.

  • Aangeven hoe ademhaling, bloedsomloop en spijsvertering samenwerken en gereguleerd worden om lichaamscellen te voorzien van voldoende zuurstof en voedingsstoffen.

  • Uitleggen hoe omgevingsinvloeden via epigenetische factoren de erfelijkheid kunnen beïnvloeden.

  • Relaties leggen tussen thema’s uit de anatomie en fysiologie van mensen en dieren en waard gedreven discussies rondom orgaandonaties in de maatschappij.

  • Uitleggen welke invloed genetische variatie heeft op de overlevingskans van een populatie.

Subdomein 0.2: Evolutionair denken

Omschrijving

Zoals ook in de inleiding van deze kennisbasis werd opgemerkt, “Nothing in biology makes sense except in the light of evolution” (Dobzhansky, 1973).

Indicatoren

Indicator 0.2.1

De student kan redeneringen hanteren waarmee biologische verschijnselen op verschillende organisatieniveaus verklaard worden met behulp van de theorie over evolutiemechanismen. (p)

Didactische aanwijzingen

  • Causale (proximate) en functionele (ultimate) verklaringen voor een biologisch verschijnsel zoals nierwerking onderscheiden, hypotheses opstellen en aangeven hoe deze getoetst zouden kunnen worden.

Subdomein 0.3: Ecologisch denken

Indicatoren

Indicator 0.3.1

De student kan redeneringen hanteren waarbij uitgewerkt wordt wat de gevolgen van interne of externe veranderingen in een levensgemeenschap of ecosysteem zijn op het gebied van duurzaamheid, natuurbescherming of biodiversiteit. (p)

Didactische aanwijzingen

  • Beargumenteren wat de effecten van de introductie van toppredatoren in een natuurgebied kunnen zijn op bijvoorbeeld de biodiversiteit in dat gebied, maar ook op de perceptie en waardering van het publiek voor dat gebied en daarmee op de maatschappelijke waarde.

  • Uitleggen in welke mate een ingreep in een natuurgebied gebaseerd is op betrouwbare natuurwetenschappelijke kennis en welke criteria voor betrouwbaarheid gehanteerd worden.

Subdomein 0.4: Vorm-functie-denken

Indicatoren

Indicator 0.4.1

De student kan redeneringen hanteren waarbij van biologische objecten op verschillende organisatieniveaus vanuit een gegeven vorm naar een bijbehorende functie wordt gezocht en andersom. (p)

Didactische aanwijzigingen

  • De overeenkomsten in vorm van zeezoogdieren, vissen en vogels die onder water jagen, onderzoeken.

  • Inzicht tonen in de toepassing van hoe biologische kennis over vorm en functie wordt toegepast bij het ontwerpen van biomimicry.

Subdomein 0.5: Kennisontwikkeling en toepassing

Indicatoren

Indicator 0.5.1

De student kan uitleggen op welke wijze en volgens welke criteria natuurwetenschappen betrouwbare kennis ontwikkelen en wat de aard van deze kennis is. (p)

Indicator 0.5.2

De student kan van actuele ontwikkelingen in biologische kennis en toepassingen aangeven wat de kern is van deze vernieuwing, in hoeverre die de huidige biologische verklaringen aanvult en wat mogelijke vooruitzichten zijn. (p)

Indicator 0.5.3

De student kan van maatschappelijke discussies met een biologische achtergrond aangeven welke keuzes hierbij aan de orde zijn, welke kennis hierbij een rol speelt, waardoor mensen hierover van mening verschillen, welke argumenten worden gehanteerd en welke belangen er spelen. (p)

Didactische aanwijzingen

In lessen aandacht besteden aan kwesties rond:

  • uitbreiding van genetische testen;

  • gedragsbeïnvloeding via medicatie;

  • regulatie van GMO’s (Genetisch Gemodificeerd Organisme).

Subdomein 0.6: Beleven

Indicatoren

Indicator 0.6.1

De student kan gevoelens en betekenissen expliciteren die worden opgeroepen door het omgaan met de natuur of in de natuur voorkomende objecten, en daarbij aandacht schenken aan de gevoelens en betekenissen van anderen. (p)

Didactische aanwijzingen

  • Er bij de voorbereiding en uitvoering van een veldwerkactiviteit of excursie naar een dierentuin rekening mee houden dat leerlingen ook tijd en aandacht hebben voor de beleving van de activiteit en niet alleen voor de opdrachten of het instrumentarium.

  • Bij een dissectiepracticum rekening houden met de emoties die leerlingen kunnen hebben wanneer zij met organismen of organen van dierlijke herkomst werken.

  • Rekening houden met de levensbeschouwelijke achtergrond van leerlingen wanneer bepaald biologisch materiaal wordt gebruikt of getoond.